De laatste ronde van de klimaatonderhandelingen van de Verenigde Naties, gehouden in Belém, Brazilië (COP30), werd ondanks ambitieuze doelstellingen met minimale vooruitgang afgesloten. De conferentie, bedoeld om de “implementatieplannen” na het Akkoord van Parijs uit 2015 af te ronden, zag in plaats daarvan bekende patronen van vertraagde toezeggingen en verzwakt taalgebruik, waardoor veel waarnemers gedesillusioneerd achterbleven.
Een conferentie ontsierd door tegenstrijdigheden
Het evenement, dat werd bijgewoond door afgevaardigden uit meer dan 190 landen, werd vanaf het begin geplaagd door logistieke problemen en symbolische tegenstrijdigheden. De keuze voor Belém – een toegangspoort tot het Amazone-regenwoud – als gaststad kreeg kritiek toen ambtenaren bosgrond platgooiden om een snelweg aan te leggen en dieselaangedreven cruiseschepen binnenbrachten voor accommodatie. Dit ondermijnde de uitgesproken focus op bosbehoud en duurzame praktijken.
Inheemse protesten braken uit, waarbij demonstranten een einde eisten aan de ontbossing en de winning van hulpbronnen die hun territoria bedreigen. Deze activisten kwamen in botsing met veiligheidstroepen en benadrukten het conflict tussen klimaatretoriek en de realiteit ter plaatse. Ondanks een recordaantal inheemse deelnemers waren er meer lobbyisten voor fossiele brandstoffen dan alle nationale delegaties, behalve die van Brazilië, waardoor de invloed op de gesprekken werd vertekend.
Vuur en bruis: een symbolisch einde
De laatste dagen van de conferentie werden verder verstoord toen er brand uitbrak in de zaal, waardoor een evacuatie noodzakelijk was en de onderhandelingen vastliepen. Dit incident, hoewel waarschijnlijk veroorzaakt door een elektrische storing, droeg bij aan het gevoel van disfunctie. Uiteindelijk werden twee belangrijke initiatieven – een ‘routekaart’ voor het uitfaseren van fossiele brandstoffen en een ander om de ontbossing een halt toe te roepen – uit de definitieve overeenkomst geschrapt. In de definitieve tekst werd geen melding gemaakt van beide kwesties.
De afwezigheid van de Amerikaanse regering was ook opmerkelijk. Omdat de regering-Trump prioriteit gaf aan de productie van fossiele brandstoffen, sloeg het land de gesprekken volledig over, waardoor de druk op andere olie- en gasproducerende landen om zich aan strengere klimaatmaatregelen te binden werd verlicht.
Beperkte winst gecompenseerd door de invloed van fossiele brandstoffen
Er werd enige bescheiden vooruitgang geboekt: Brazilië erkende tien nieuwe inheemse gebieden en er werden miljarden aan financiering toegezegd voor bosbehoud en klimaatadaptatie. Een ‘Just Transition Work Programme’, bedoeld om ervoor te zorgen dat de verschuiving naar koolstofvrije energie rechtvaardig is en de mensenrechten respecteert. Deze winsten werden echter overschaduwd door het succes van de industrie bij het blokkeren van een engagement om het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen.
Zoals Ife Kilimanjaro van het Amerikaanse Climate Action Network verklaarde: “Het niet benoemen en aanpakken van de grondoorzaak van de klimaatcrisis ondermijnt de geloofwaardigheid van het hele proces.”** De uitkomst versterkt het scepticisme over de effectiviteit van internationale klimaatonderhandelingen, gezien de duidelijke invloed van gevestigde belangen en het gebrek aan bindende toezeggingen.
De COP30-voorzitter, André Corrêa do Lago, beloofde volgend jaar te blijven werken aan de verlaten routekaarten. Maar zonder een sterkere politieke wil en concrete acties dreigen deze onderhandelingen opnieuw een cyclus van loze beloften te worden.























