Vroege honden, zelfs honden die meer dan 10.000 jaar geleden leefden, vertoonden een opmerkelijk scala aan fysieke vormen, wat de lang gekoesterde overtuiging uitdaagde dat de diversiteit van moderne hondenrassen een relatief recent fenomeen is dat zijn oorsprong vindt in het Victoriaanse tijdperk. Een nieuwe analyse van hondenschedels over een periode van 50.000 jaar laat zien dat er aanzienlijke variaties in de morfologie van honden bestonden lang voordat de gestandaardiseerde fokpraktijken ingang vonden.

Eerste variatie was al aanwezig

Onderzoekers ontdekten dat ongeveer 10.000 jaar geleden ongeveer de helft van de fysieke diversiteit die we vandaag de dag bij honden zien, al bestond. Deze ontdekking verandert fundamenteel het begrip van hoe hondenrassen evolueerden, wat suggereert dat natuurlijke selectie en vroege interacties tussen mens en dier een substantiëlere rol speelden dan eerder werd gedacht. De studie, gepubliceerd in Science, verdeelde exemplaren in exemplaren uit het Laat-Pleistoceen (meer dan 12.700 jaar geleden) en het Holoceen (minder dan 11.700 jaar geleden) om veranderingen in de loop van de tijd te volgen.

Schedelvormen verschilden aanzienlijk

Oudere schedels van honden waren doorgaans gestroomlijnd en iets groter, terwijl recentere exemplaren een grotere variatie vertoonden in zowel grootte als vorm. Sommige jongere schedels waren merkbaar korter en breder, wat wijst op een breder scala aan fysieke kenmerken, zelfs in oude populaties. Hoewel extreme kenmerken zoals de platte gezichten van moderne rassen (bijvoorbeeld mopshonden) afwezig waren in archeologische exemplaren, zijn sommige schedelvormen die bij oudere honden worden aangetroffen volledig verdwenen uit moderne rassen.

Wat heeft deze diversiteit veroorzaakt?

De redenen achter deze vroege variatie blijven onduidelijk, maar een combinatie van factoren heeft waarschijnlijk bijgedragen. Wolven in de oudheid waren zelf al divers, en door samen te leven met mensen konden minder competitieve hoektanden (zoals honden die in het wild het moeilijk zouden hebben) overleven. Domesticatie creëerde in wezen een niche waarin een breder scala aan fysieke vormen kon blijven bestaan.

Menselijke migratie en handel speelden een rol

De toename van de hondendiversiteit viel samen met aanzienlijke menselijke migratiepatronen in heel Eurazië. Mensen hebben waarschijnlijk honden meegenomen, en sommige samenlevingen hebben ze misschien zelfs verhandeld, wat heeft geleid tot verdere genetische vermenging en fysieke variatie. Verschillende menselijke groepen fokten honden voor verschillende doeleinden en pasten ze aan hun specifieke overlevingsbehoeften en productieactiviteiten aan.

Vroege honden versus wolven

De studie verduidelijkt ook het onderscheid tussen vroege honden en wolven. Oudere hondenschedels (meer dan 15.000 jaar oud) lijken sterk op die van wolven, wat erop wijst dat de overgang naar gedomesticeerde honden geleidelijk verliep en dat sommige eerder besproken exemplaren mogelijk niet volledig gedomesticeerd waren. De vroegste duidelijk hondachtige schedel die in het onderzoek werd geïdentificeerd, dateert van ongeveer 11.000 jaar geleden.

Dit onderzoek toont aan dat hondendiversiteit niet alleen een product is van het fokken uit het Victoriaanse tijdperk, maar een lang evoluerende eigenschap, gevormd door natuurlijke selectie, menselijke interactie en migratie. De bevindingen dagen de veronderstelling uit dat moderne rassen het hoogtepunt van de hondenevolutie vertegenwoordigen en benadrukken de complexe geschiedenis van de band tussen mens en dier.