Vijfenvijftig miljoen jaar geleden heerste een heel ander soort krokodil over de Australische binnenwateren. Dit waren niet de zout- of zoetwaterkrokodillen die we tegenwoordig kennen; het waren Mekosuchines, een oude afstammingslijn die uniek is voor Australië en die zich ontwikkelde lang voordat hun moderne familieleden arriveerden. Nu bieden gefossiliseerde eierschalen die in Queensland zijn opgegraven een ongekend inzicht in het leven van deze prehistorische roofdieren.
De nieuw ontdekte eierschalen, genaamd Wakkaoolithus godthelpi, behoren tot het oudst bekende lid van de Mekosuchine-familie. Hoewel we talloze botten en schedels van deze wezens hebben gevonden, bieden eierschalen unieke inzichten in hun reproductieve gewoonten en omgeving. “Deze eierschalen geven ons een glimp van de intieme levensgeschiedenis van mekosuchines”, legt dr. Xavier Panadès i Blas uit, een paleontoloog die bij de ontdekking betrokken was. “We kunnen nu niet alleen de vreemde anatomie van deze krokodillen onderzoeken, maar ook hoe ze zich voortplantten en zich aanpasten aan veranderende omgevingen.”
Wat maakt Wakkaoolithus godthelpi zo speciaal? Uit analyse blijkt dat Mekosuchines hun eieren nabij de oevers van meren legden, wat duidt op een strategie die kan worden aangepast aan fluctuerende waterstanden. Deze aanpassing is vooral intrigerend omdat deze krokodillen diverse ecologische niches bezetten. In tegenstelling tot de huidige krokodillen waren sommigen waarschijnlijk landjagers in de bossen en anderen waren misschien zelfs ‘druppelkrokodillen’, die uit bomen afstamden op nietsvermoedende prooien.
“Mekosuchine-krokodillen hebben mogelijk een groot deel van hun grondgebied in het binnenland verloren door het oprukkende droge land. Uiteindelijk moesten ze in de krimpende waterwegen niet alleen concurreren met nieuwkomers in Australië, maar ook met afnemende aantallen prooien ter grootte van een megafaun”, speculeert Dr. Michael Stein, een paleontoloog aan de Universiteit van New South Wales.
De ontdekking benadrukt het belang van eierschalen als waardevolle hulpbron voor de paleontologie. Zoals Dr. Panadès i Blas benadrukt, bieden ze microstructurele en geochemische aanwijzingen over nestlocaties, voortplantingsstrategieën en zelfs de voedingsgewoonten van de dieren. Hij dringt er bij onderzoekers op aan om deze vaak over het hoofd geziene fragmenten in hun onderzoek op te nemen, naast meer bekende fossielen zoals botten en tanden.
Deze fascinerende nieuwe bevindingen schetsen een levendig beeld van een verloren wereld – een wereld waar vreemde, gespecialiseerde krokodillen floreerden te midden van eeuwenoud vogelgezang, kikkers, slangen, vleermuizen en zoogdieren die we vandaag de dag niet meer zien.
























