Decennia lang concentreerde de geschiedenis van het Middellandse Zeegebied in de late bronstijd zich op Egypte, Griekenland en het Hettitische rijk. Maar recente archeologische onderzoeken in West-Turkije suggereren een veel complexer beeld. Honderden grote, voorheen onderbelichte nederzettingen worden nu geïdentificeerd als behorend tot een netwerk van machtige, onafhankelijke staten – gezamenlijk de ‘Luwiaanse staten’ genoemd – die mogelijk wedijverden met hun bekendere buren.
Het ontbrekende stukje van de puzzel
Traditioneel wordt de bronstijd (ongeveer 2000–1200 v.Chr.) Bezien door de lens van grote beschavingen zoals de Egyptenaren, Myceners en Hettieten. Toch betoogt Eberhard Zangger, een vooraanstaand onderzoeker op het gebied van Luwiaanse studies, dat hiermee voorbij wordt gegaan aan een substantiële politieke kracht die in het hedendaagse West-Turkije actief is. Jarenlang wezen satellietbeelden op talrijke grote locaties, maar het dateren van hun bezetting bleek tot nu toe moeilijk.
De afgelopen tien jaar hebben Zangger en zijn team systematisch Turkse opgravingsrapporten beoordeeld en locaties bezocht om hun activiteit uit de Bronstijd te bevestigen. Hun database, die vandaag is gepubliceerd, bevat gegevens over 483 nederzettingen – elk met een diameter van minstens 100 meter en met aanzienlijk aardewerk uit de Bronstijd. Dit waren geen kleine dorpen; het waren substantiële gemeenschappen met honderden inwoners die eeuwenlang floreerden.
De Luwische staten: een Myceense parallel?
Zangger stelt dat deze nederzettingen een reeks kleine, onafhankelijke staten vormden, die het gefragmenteerde politieke landschap van het Myceense Griekenland weerspiegelden. De staten, bekend als de Luwiaanse staten, zijn grotendeels over het hoofd gezien omdat de Turkse archeologie zich traditioneel concentreerde op individuele locaties in plaats van op regionale verbindingen.
Het bewijs komt overeen met historische gegevens. Van één koninkrijk, Arzawa, is bekend dat het met de Egyptische farao Amenhotep III als “Grote Koning” heeft gecorrespondeerd in een periode waarin de Hettieten verzwakt waren. Dit geeft aan dat de regio al aanzienlijke invloed uitoefende. Veel Luwiaanse vindplaatsen blijven echter begraven onder latere nederzettingen, waardoor volledige opgraving tientallen jaren lang zal duren.
Een rol in de ineenstorting?
Controversiëler is dat Zangger suggereert dat de Luwiaanse staten mogelijk zelfs een rol hebben gespeeld bij de destabilisatie van het hele oostelijke Middellandse Zeegebied. Hij speculeert dat een Luwische coalitie ongeveer 3200 jaar geleden heeft bijgedragen aan de val van het Hettitische rijk, en mogelijk zelfs aanvallen op Egypte heeft gelanceerd. Deze theorie verbindt de Luwiërs met de mysterieuze ‘Zeevolken’, een groep die vaak de schuld krijgt van de wijdverbreide vernietiging tijdens de ineenstorting van de late bronstijd.
Terwijl andere onderzoekers zoals Guy Middleton waarschuwen dat het verhaal veel complexer is, wijst Zangger op een intrigerende parallel: de Trojaanse oorlog. De tien jaar durende belegering van Troje, een stad op Luwisch grondgebied, lijkt onevenredig als de Grieken slechts met één enkele kleine stad te maken kregen. Zangger stelt dat de legende een groter conflict weerspiegelt tegen een machtige Luwiaanse coalitie, waardoor de mythe plausibeler wordt binnen zijn historische context.
Het debat is aan de gang en verdere opgravingen zijn nodig. Toch suggereert het toenemende bewijs dat het Middellandse Zeegebied in de Bronstijd veel drukker was met machtsspelers dan eerder werd gedacht.
De Luwiaanse staten, ooit verbannen naar de voetnoten van de geschiedenis, kunnen op zichzelf een belangrijke kracht zijn geweest.
























